DE ONDERWATERAVOND
Hydrofiel organiseert jaarlijks met steun van
Duikcentrum De Tuimelaar, een avond waarop een landelijk bekende
onderwaterfotograaf centraal staat en persoonlijk zijn werk presenteert.
Hans Leijnse is op 13 november 2002 de zesde in de reeks. In de
verduisterde bovenzaal van de Stadjershal weet de Amstelvener ongeveer
vijfenzeventig mensen een avond lang te boeien met zijn dia’s van
Europese kustwateren, de Middellandse Zee, Florida en de Rode Zee.
Voor de fijnproevers opent Hans zijn presentatie
met een korte schets van zijn persoonlijke ”evolutie” als
onderwaterfotograaf. Elke nieuwe stap geeft weer andere beperkingen en
vraagt bovendien oefening. In den beginne, is dan ook zijn ervaring "ben
je alleen maar in gevecht met het systeem".
Net afgestudeerd en met weinig geld, start Hans in
de jaren tachtig met een tweedehands Nikonos III, een camera die van de
fotograaf verlangt dat die alle instellingen zelf doet. De volgende stap
is een Nikon spiegelreflexcamera in een Subal-onderwaterhuis, met een
standaardlens en een flitser. Ook dat heeft weer z’n beperkingen en er
komt een groothoekobjectief, dat voor het onderwaterhuis een eigen dome
(bolle lens) vereist.
Met zo’n ding maakt de grote afstand tot het object
je echter kwetsbaar voor zweefvuil, en het gebruik van een flitser geeft
op opnamen vaak een “hotspot” naast een donker deel. Dus komen er
vervolgens een 16mm fisheye-objectief met weer een eigen dome en een
tweede flitser.
De fisheye geeft een beeldhoek van 180 graden: “
als je niet oppast, fotografeer je je eigen vinnen mee “. Als je er
echter van twintig centimeter afstand je model mee fotografeert zijn je
beide flitsers te ver verwijderd van het gezicht: daarvoor moet er een
derde flitser bij, een “slave”….
Waar andere fotografen nog wel eens twee of drie
camera’s tegelijk meenemen om op alles voorbereid te zijn beperkt Hans
zich tot 1camera hij fotografeert voor zijn plezier!, en een tweede
camera zou ten koste gaan van dat plezier! In Nederland is een 60mm
objectief voor macro langzaam aan zijn standaarduitrusting geworden.
Daarbij gaat tegenwoordig een gewone, dat wil zeggen een bovenwater
flitser mee naar beneden, in een speciaal onderwaterhuisje. Een extender
helpt kleine onderwerpen nog meer vergroot in beeld te brengen.
Uiteraard gaat er een diafilm in de camera, van 50 of 100 ASA.
De eerste diaserie begint op herkenbare locaties:
de Zeelandbrug, Dreischor en het Oostvoornse Meer.
Op een dia steekt een fraai gekleurde
regenboogforel scherp af tegen een groene achtergrond. De vis heeft een
legbuis en lijkt te willen kuitschieten, maar is onvruchtbaar (voor
duikers die’t willen weten: dit speelt zich eind maart af in het ondiepe
water binnen de strekdam in het Oostvoornse meer. De dia is wat mij
betreft typerend voor Hans stijl en/of selectie: sfeervolle beelden met
uiterst heldere kleuren en geen of hoegenaamd geen zweefvuil. Ook zijn
opname van eierleggende sepia’s Neerlands trots!, voldoen ruimschoots
aan dit signalement.
Toppers in de eerste serie van de avond vind ik
verder het reusachtig uitvergrote kopje van de heremietkreeft ( een
macro-opname waarbij de extender gebruikt is), de kop van een
koornaarvis en die adembenemende opname van een sepiola, zo’n beetje
schuin van voren genomen op het moment dat die alle acht armen wiiijd
uitspreidt. Ik reken sepiola’s al jaren tot de meest aansprekende van
mijn kleine vriendjes en als ik dan zoiets zie moet ik echt even
slikken….
Bij de dia van een zeepaddestoel heb ik
onmiddellijk het gevoel dat ik ‘m eerder gezien heb – en ja hoor, in het
boekje bij de splinternieuwe DAN- cursus ‘First Aid for hazardous marine
life injuries” vind ik op bladzijde zes een gelijkende plaat van deze
kwallensoort, die voor mensen overigens totaal ongevaarlijk is. De kwal
van Hans, herkenbaar Nederlands door het blauwgroene water, staat er
mooier op dan die van collega Pino Papa.
Na het Oostvoornse Meer en Zeeland verplaatsen decor
en spelers zich naar Bretagne. Franjekop, Luipaardgrondel, zeehaas,
tolhoorn, koffieboontje, zeedahlia, galathea, vuurworm, pieterman,
sterrenkijker en andere staan op het celluloid. Hans waardeert Bretagne
om het prettige duiken in rustige baaien. Heftige trips met de
duikschool (in gierende stroom naar 25 meter ) en ook bootduiken (al dat
gestress) zijn nauwelijks aan hem besteed. Integendeel, het is zo
simpel: zoek niet het onderwerp dat je wilt hebben ,maar zoek de plek
waar je goed kunt werken en blijf daar, je onderwerp komt vroeg of laat
vanzelf wel.
Zit de vis in een holletje? Oke dan. Hij is er in
gedoken, dus ooit zal-ie er ook wel weer uit tevoorschijn komen, Ja soms
duurt dat langer dan een duik. Vandaar dat er ook nooit iemand met ons
fotografen mee wil duiken.
Het toeval een handje helpen mag wat Hans betreft
overigens, als het maar met mate is.
Met je duikmes op de rots tikken is voldoende om
girelles te lokken. Daar hoef je met je mes echt geen zee-egel voor stuk
te snijden zoals and3eren we doen; je doodt dan niet alleen dat dier,
maar veroorzaakt bovendien een ‘feeding frenzy’(vreetgekte), na afloop
waarvan je vissen ziet wegzwemmen bij wie de zeeegel-stekels in en door
de kop steken.
Daarentegen: als je net te laat was om de zeester
te fotograferen die zich van de wand naar beneden liet vallen omdat hij
schrok van jouw opstijgende luchtbellen, kun je even blijven liggen om
een nieuwe kans af te wachten.
…En wij zien de volgende vuurrode zeester al naar
beneden komen dankzij een schitterende overvloei techniek precies
geprojecteerd in het sterk uitvergrote oog van de vis op de vorige dia.
Hans heeft niet alleen verstand van fotograferen,
maar ook van wat hij ziet. Voor mij is het een totale verrassing, te
horen dat die grondel in de Middellandse Zee langzaam een symbiose
opbouwt met de wasroos die vergelijkbaar is met die tussen anemoon en
anemoonvis.
Na de pauze zitten we met Hans in glashelder water
in Florida, in rivieren en boven warmwaterbronnen die zo hard stromen,
dat tegenstrooms naar beneden zwemmen onmogelijk is. Hans laat er
prachtige doorkijkjes van zien: vanaf de bodem naar de boomrand ver
erboven bijvoorbeeld.
We leren dat het nog lang niet meevalt al
snorkelend aalscholvers en bijtschildpadden bij te houden. We zien
zonnebaarzen en de zoetwaterrog (hij bestaat dus echt), maar we staan
vooral stil bij de alligator gar en de manatee, in het Nederlands
respectievelijk kaaiman snoek en caraibische zeekoe. Beide zijn ook Hans
eigen favorieten uit dit gebied.
Van de kaaimansnoek valt mij vooral op hoe mooi
zijn huid is en hoe mooi die grote lange vis versmelt met zijn omgeving.
Van de manatee herinner ik mij vooral twee dia’s. Bij de ene glijdt je
blik vanaf een brede ronde staart langzaam omhoog over een dito rug:
door het bijzondere perspectief word je je niet alleen bewust van de
massaliteit, maar tegelijkertijd van de kwetsbaarheid van deze lome en
logge lobbes, een verwant van de olifant. Op de andere dia laat Hans een
‘flossende’ manatee zien: de goedzak trekt het touw van de ankerlijn van
een boot langs zijn kiezen om die schoon te maken van, zo valt te
vermoeden, voedselresten en parasieten.
De laatste serie van Hans is een all times
high-selectie uit een stuk of tien reizen naar Egypte.
Ik durf het bijna niet te zeggen, want ik ben er
indertijd ook zelf geweest en heb ’t geweldig gevonden, maar de heilige
jakhals in het Egyptische Museum komt op de prachtig belichte dia van
Hans, gemaakt met de camera lens tegen het glas gedrukt, beter uit dan
de echte in zijn glazen kistje.
Bij alle dia’s heeft Hans een verhaal, is het niet
over de opname, dan over het onderwerp. Die kennis en het enthousiasme
waarmee Hans erover spreekt, zijn net zo waardevol als de mooie
plaatjes.
Voor de dolfijnen was een hele middag in het water
nodig om voldoende gerustgesteld te raken voor opnamen van dichtbij,
maar het ontzag voor de spiegelende dome bleef en de groep durfde
daardoor dichterbij vrouw en buddy Ariane te komen dan bij Hans zelf.
Elke schorpioenvis lijkt van tijd tot tijd een
soort drang tot gapen te hebben en doet dan zijn bek wijd open. Als
fotograaf kun je erop wachten, maar het kan wel een paar uurtjes duren
voordat het zover is….
Opnamen van de kleurige mantel van de
doopvontschelp zijn normaliter moeilijk te maken, omdat de schelp de
fotograaf waarneemt en zich sluit. Maar zoek er een die in het
koraalmassief is ingegroeid en zich daardoor niet meer kan sluiten, dan
is succes verzekerd.
Enzovoort…..
Met dank aan Hans en Harry, kan Hydrofiel
terugkijken op een geslaagde Onderwateravond 2002. Het mijmeren over de
editie van 2003 kan beginnen. Een naam gonst al rond…
Bert Holsteijn
|